Flevoland
Flevoland, de jongste provincie van Nederland, staat misschien niet meteen bekend om zijn kastelen zoals sommige andere delen van het land, maar dat betekent niet dat deze intrigerende regio verstoken is van historische pracht. Hoewel Flevoland voornamelijk bestaat uit nieuw gewonnen land op de voormalige Zuiderzee, biedt het nog steeds enkele opmerkelijke kasteelachtige bouwwerken en landgoederen die de moeite van het verkennen waard zijn.
Eén van de meest opvallende kastelen in Flevoland is Kasteel Almere, hoewel het eigenlijk geen echt middeleeuws kasteel is, maar eerder een modern bouwwerk met historische elementen. Dit kasteel is geïnspireerd op de Europese kastelen en is omringd door water en prachtige tuinen. Het fungeert voornamelijk als evenementenlocatie en biedt een sfeervolle omgeving voor bruiloften en feesten.
Een ander interessant gebouw in Flevoland is het voormalige landhuis en landgoed van de familie De Kempenaer, bekend als Landgoed De Kemphaan. Hoewel dit geen traditioneel kasteel is, heeft het landhuis een rijke geschiedenis en wordt het omringd door uitgestrekte bossen en natuurreservaten. Tegenwoordig herbergt het landhuis verschillende organisaties die zich bezighouden met natuurbehoud en duurzaamheid.
In het nabijgelegen Zeewolde is er het imposante Kasteel Zeewolde, een landhuis dat is ontworpen in een klassieke kasteelstijl en omgeven is door waterpartijen en prachtige tuinen. Het fungeert als kantoorruimte voor een aantal bedrijven, maar de buitenkant en de omliggende tuinen zijn zeker een bezoek waard.
Hoewel de traditionele middeleeuwse kastelen misschien schaars zijn in Flevoland, biedt de provincie wel een interessante mix van historische en eigentijdse architectuur die de moeite van het ontdekken waard is. Het landschap van Flevoland, met zijn uitgestrekte polders en waterpartijen, vormt een uniek decor voor deze architecturale juweeltjes en biedt bezoekers de kans om de historie en moderne ontwikkelingen van deze intrigerende provincie te verkennen.
Flevoland is de jongste provincie van Nederland; het is als provincie erkend in 1986. Het grondgebied bestaat vrijwel geheel uit de voormalige bodem van de Zuiderzee, die in de 20e eeuw deels is drooggelegd.
Schokland en Urk
De eilandjes Schokland en Urk bestonden al voor de drooglegging van de Zuiderzee. Schokland was een eiland tussen Urk en het vasteland bij Vollenhove; het was tot 1660 in handen van de heren van Kuinre. In de loop der tijd is dit eiland sterk verkleind totdat in de 20e eeuw slechts een smalle strook land over was; reeds in 1859 moest Schokland ontruimd worden, waarna het aan Kampen werd toegevoegd.
De oudst bekende vermelding van de naam ‘Urk’ is de schenkingsakte uit 966 van keizer Otto I aan het Sint-Pantaleonsklooster te Keulen. De tekst luidt: “cuiisdam insulae medietatem in Almere, que Urch vocatur” (zeker eiland in Almere, dat Urch genoemd wordt). Urk kwam in de 13e eeuw aan het graafschap Holland.
Schokland en Urk behoorden van 1660 tot 1792 tot de stad Amsterdam, daarna (na vele herindelingen in de Franse tijd) tot 1859 respectievelijk 1950 tot Noord-Holland, in welke jaren ze opnieuw bij Overijssel werden ingedeeld.
Tot 1932 lagen ze als eilanden in de Zuiderzee, daarna (door de voltooiing van de Afsluitdijk) in het IJsselmeer. Sinds de drooglegging van de Noordoostpolder in 1942 liggen Schokland en Urk in deze polder en maken deel uit van het vasteland.
Polderplannen
Sinds 1886 pleitte de Zuiderzeevereeniging voor inpoldering van de Zuiderzee, en daarbinnen nam Dr. Ir. C. Lely al snel de leiding. De inpoldering had twee doelen: de Zuiderzee, die steeds voor rampzalige overstromingen zorgde, moest worden bedwongen (waarvoor eerst een Afsluitdijk moest worden aangelegd), en de landaanwinning leverde ook meer landbouwgrond en woongebied op. Lely voltooide in 1891 zijn plan en werd minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, maar het plan had te weinig politiek draagvlak en werd op de lange baan geschoven.
Op 14 juni 1918 werd de Zuiderzeewet aangenomen, waarin tot de inpoldering van de Zuiderzee werd besloten. Dit werd mogelijk door een ommekeer in de publieke opinie na de watersnood van 1916. De uitvoering van het plan door de Dienst der Zuiderzeewerken (zie ook Zuiderzeewerken) gebeurde in fasen en duurde zo’n driekwart eeuw.
Drooglegging Noordoostpolder
Op 2 februari 1936 werd met de voorbereidende werkzaamheden voor de aanleg van de Noordoostpolder begonnen en in 1937 werd de aanleg van in totaal 31,5 kilometer dijk aanbesteed. Op 3 oktober 1939 werd de dijk tussen Lemmer en Urk gesloten. Urk was voortaan geen eiland meer. In 1940 werd de dijk aan de kant van Overijssel bij Vollenhove gesloten en kon het droogmalen beginnen. De polder viel officieel droog op 9 september 1942. Nu verloor ook Schokland de eilandstatus; Schokland lag voortaan in de polder.
De kersverse polder werd al snel een toevluchtsoord voor onderduikers, omdat de arbeiders waren vrijgesteld van de Arbeitseinsatz. Van de afkorting NOP (van NoordOostPolder) werd in die tijd gezegd dat die ook stond voor “Nederlands Onderduikers Paradijs”. In totaal zouden er circa twintigduizend personen ondergedoken zijn geweest. In november 1944 werden bij een grote razzia veel onderduikers opgepakt en via Vollenhove afgevoerd.
Tot op de dag van vandaag is die gebeurtenis nog terug te vinden in de polder, onder andere aan de weg Onderduikerspad, in Espel/Creil. Na de Tweede Wereldoorlog werd begonnen met de bouw van boerderijen, waarbij voor het eerst gebruik werd gemaakt van prefab betonelementen. In 1947 begon de uitgifte van grond. De nieuwe boeren waren streng geselecteerd. Ze kwamen voornamelijk uit Friesland, Noord-Holland, en Zeeland (onder andere uit Walcheren dat in oktober 1944 door de geallieerden onder water was gezet).